Een vriend is je altijd toegedaan, je broer is geboren om te helpen in tijden van nood.
Wie al te makkelijk een handslag geeft, wie zomaar borg staat voor een ander, ontbreekt het aan verstand.
Wie van ruzie houdt, doet een ander graag geweld aan, wie een grote mond opzet, zoekt zijn eigen ondergang.
Wie onbetrouwbaar is, vindt geen geluk, wie een valse tong heeft, stort zichzelf in het verderf.
Wie een dwaas verwekt, zal verdriet ervaren, er is geen vreugde voor de vader van een dwaas.
Een vrolijk hart bevordert een goede gezondheid, een sombere geest verzwakt het lichaam.
Een goddeloze haalt een buidel geld te voorschijn, hij koopt om en kromt de paden van het recht.
Een verstandig mens heeft wijsheid op het oog, een dwaas staart weg in wazige verten.
Een dwaze zoon is een groot verdriet voor zijn vader, bitterheid voor haar die hem heeft gebaard.
Het is verwerpelijk om een onschuldige een boete op te leggen, een edel mens zweepslagen geven is in strijd met het recht.
Een verstandig mens is karig met zijn woorden, iemand met inzicht is bezonnen.
Een zwijgende dwaas wordt beschouwd als verstandig, men denkt dat hij wijs is als hij zijn mond houdt.